|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
|
1) | Dezen nu waren de kinderen van David, die hem te Hebron geboren zijn: de eerstgeborene Amnon, van Ahinoam, de Jizreelietische;1) de tweede Daniel,2) van Abigail, de Karmelietische;3) |
2) | De derde Absalom, de zoon van Maacha, de dochter van Thalmai, de koning te Gesur; de vierde Adonia, de zoon van Haggith; |
3) | De vijfde Sefatja, van Abital; de zesde Jithream, van zijn huisvrouw Egla.4) |
4) | Zes zijn hem te Hebron geboren; want hij regeerde daar zeven jaren en zes maanden; en drie en dertig jaren regeerde hij te Jeruzalem. |
5) | Dezen nu zijn hem te Jeruzalem geboren: Simea,5) en Sobab, en Nathan, en Salomo; deze vier zijn van Bath-Sua,6) de dochter van Ammiel;7) |
6) | Daartoe Jibchar, en Elisama,8) en Elifelet, |
7) | En Nogah, en Nefeg, en Jafia, |
8) | En Elisama, en Eljada,9) en Elifelet, negen. |
9) | Deze allen zijn zonen van David, behalve de kinderen der bijwijven, en Thamar10) hun zuster. |
10) | Salomo's zoon11) nu was Rehabeam; zijn zoon was Abia; zijn zoon was Asa; zijn zoon was Josafat; |
11) | Zijn zoon was Joram; zijn zoon was Ahazia;12) zijn zoon was Joas; |
12) | Zijn zoon was Amazia;13) zijn zoon was Azaria;14) zijn zoon was Jotham; |
13) | Zijn zoon was Achaz; zijn zoon was Hizkia;15) zijn zoon was Manasse; |
14) | Zijn zoon was Amon; zijn zoon was Josia.16) |
15) | De zonen van Josia nu waren dezen: de eerstgeborene Johanan,17) de tweede Jojakim,18) de derde Zedekia,19) de vierde Sallum. |
16) | De kinderen van Jojakim nu waren: Jechonia20) zijn zoon, Zedekia21) zijn zoon. |
17) | En de kinderen van Jechonia waren Assir;22) zijn zoon was Sealthiel; |
18) | Dezes zonen23) waren Malchiram, en Pedaja, en Senazar, Jekamja, Hosama en Nedabja. |
19) | De kinderen van Pedaja nu waren Zerubbabel en Simei; en de kinderen van Zerubbabel waren Mesullam en Hananja; en Selomith was hunlieder zuster; |
20) | En Hasuba, en Ohel, en Berechja, en Hasadja, Jusabhesed; vijf.24) |
21) | De kinderen van Hananja nu waren Pelatja en Jesaja. De kinderen van Refaja, de kinderen van Arnan, de kinderen van Obadja, de kinderen van Sechanja. |
22) | De kinderen nu van Sechanja waren Semaja; en de kinderen van Semaja waren Hattus, en Jigeal, en Bariah, en Nearja, en Safat; zes.25) |
23) | En de kinderen van Nearja waren Eljoenai, en Hizkia, en Azrikam; drie. |
24) | En de kinderen van Eljoenai waren Hodajeva,26) en Eljasib, en Pelaja, en Akkub, en Johanan, en Delaja, en Anani; zeven. |